het verweer
Verweerder: Sem Bakker
Edelachtbaar college, geachte rechters en aanwezigen,
Wij hebben kennis genomen van het pleidooi van de vertegenwoordigers van de bomen. Wij als gedaagden in deze procedure zijn echter van mening dat de vorderingen van de 6000 bomen van het Amstelpark dienen te worden afgewezen, en wel op basis van de volgende gronden.
Rechten van bomen is geen geldend recht
In hun pleidooi geven eisers toe dat de Nederlandse wetgeving op dit moment geen rechten voor de natuur erkent. Daar hoeven we het dus niet meer over te hebben. Indien slechts naar Nederlands recht wordt gekeken, kunnen bomen dus op dit moment geen enkel beroep doen op enig recht.
Vervolgens hebben eisers uitvoerig onderzoek gedaan naar strenger wordende wetgeving met betrekking tot mensenrechten in het milieurecht, waarbij de eisers analoog een beroep doen op internationale principes en rechten die erkend zijn voor mensen. Hierbij worden door eisers veel internationale rechtsbronnen aangehaald.
Allereerst achten wij het van groot belang dat bij toepassing van al deze rechtsbronnen op onze casus een duidelijke grens moet worden getrokken tussen rechtsbronnen waarbij rechten op natuur expliciet wel worden erkend en rechtsbronnen waarbij dat niet het geval is. In de gevallen die eisers aanhalen waarbij rechten op natuur wél werden erkend betreft het rechtssystemen van andere landen, zoals die uit Ecuador, India en Spanje die zeer zeker niet op Nederland van toepassing zijn. Mogelijk vloeien de ontwikkelingen uit deze landen voort uit de door eisers genoemde internationale rechtsbronnen die ook op Nederland van toepassing zijn, maar dat wordt door eisers vandaag niet gesteld of bewezen. Daarom zijn wij van mening dat de door eisers aangehaalde rechtssystemen uit andere landen irrelevant zijn voor deze casus. De rechten hieruit zijn namelijk niet op het Nederlands rechtssysteem van toepassing. Het is dus hier geen geldend recht.
Tevens wordt door eisers verwezen naar diverse internationale rechtsbronnen die wel op Nederland van toepassing zijn, zoals verdragen als het IVBPR en het EVRM. Echter, de artikelen die uit deze bronnen worden aangehaald verwijzen naar eisen die kunnen worden gesteld aan de ‘zorgplichten’ en ‘positieve verplichtingen’, maar nergens in deze wetgeving wordt duidelijk verwezen naar een mogelijkheid van rechten van natuur, dan wel rechten op bomen.
Gedaagden stellen zich dan ook op het standpunt dat de wetgever van deze verdragen deze ‘zorgplichten’ of ‘positieve verplichtingen’ nooit zo bedoeld kan hebben dat deze mogelijk tot gevolg zouden kunnen hebben dat hieruit rechten aan natuur zouden kunnen worden ontleend. Voor de goede orde, deze verdragen refereren naar mensenrechten, en niet naar andersoortige. En dat is volgens gedaagden niet voor niets.
Mensen zijn naar hun aard heel anders dan bomen, daarom is analogie niet mogelijk.
Eisers doen voorkomen dat het erkennen van rechten op natuur een simpele zaak zou zijn, maar dat is het natuurlijk niet. Want wat is bijvoorbeeld het doel is van rechten geven aan de natuur? Is dat een betere bescherming, gelijkheid voor de wet of eventueel iets anders? Tevens leg je zo een antropocentrisch systeem op aan de natuur. Is dat eigenlijk wel wenselijk?
Mensen als natuurlijke personen, dan wel in rechtspersonen, communiceren alleen al volledig anders dan bijvoorbeeld bomen. Weliswaar is het wetenschappelijk aangetoond dat er tussen bomen sprake kan zijn van communicatie, dat deze communicatie kan worden gelezen en dat er bij bomen sprake kan zijn van een zekere mate van cognitie. Gedaagden willen deze onderzoeken zeker niet weerspreken. Toch is en blijft de wijze waarop bomen met elkaar zouden kunnen communiceren een heel andere dan die tussen mensen zoals u en ik. En dat maakt dat het heel moeilijk, zo niet onmogelijk is om te duiden welke beslissingen bomen of bossen willen maken en om hen als mens te vertegenwoordigen.
Om een voorbeeld te noemen, op welke manier zouden de bomen in het Amstelpark kenbaar moeten maken dat zij daadwerkelijk hetgeen willen wat eisers hier vandaag vorderen? In verband hiermee wijzen wij erop dat wij tot dusverre geen enkel bewijs hebben gezien waaruit blijkt dat hetgeen de vertegenwoordigers van de bomen hier vandaag vorderen overeenkomt met wat de bomen daadwerkelijk willen. Wellicht is het de wil om te leven, voort te bestaan en vrij te zijn van kap. Maar waar blijkt deze wil uit? Omdat dit bewijs ontbreekt, nodigen wij u bij deze uit om het vandaag aan de bomen zelf te vragen: Dus bomen van het Amstelveld, zijn jullie het eigenlijk wel eens met hetgeen hier in dit pleidooi allemaal wordt gevorderd? In ieder geval zijn wij als gedaagden heel benieuwd naar uw antwoord.
Tevens doemt bij dit voorbeeld de vraag op of het eigenlijk wel wenselijk is om een antropocentrisch systeem op te leggen aan de natuur? Want als we dan toch bezig zijn met deze vraag te stellen, zullen we dan meteen even nagaan of de bomen van het Amstelveld wel griffiegelden hebben voldaan voor deze procedure? Zijn bomen daar eigenlijk überhaupt wel toe in staat? Zo niet, dan zult u, Edelachtbare, vandaag niet anders kunnen besluiten dan de bomen van het Amstelpark niet ontvankelijk te verklaren.
Zo zijn er nog veel voorbeelden te bedenken die aantonen dat de gelijkstelling van bomen met rechtspersonen niet over één nacht ijs gaat. En dat dit geen eenvoudige exercitie is bewijst voor gedaagden des te meer dat rechten van bomen niet simpelweg verkregen kunnen worden door mensenrechten uit internationale verdragen hierop analoog toe te passen. Bomen hebben wellicht ook hele andere belangen en noden dan mensen. En doordat deze analogie dus eigenlijk niet te maken valt, bewijst voor gedaagden dan weer dat de wetgevers met de door eisers aangehaalde internationale verdragen nooit rechten op de natuur voor ogen kunnen hebben gehad.
Dat de verschillen tussen mensen en natuurobjecten zo groot zijn, heeft ook tot gevolg dat voor toepassing van rechten op bomen, geheel nieuwe wetgeving zou moeten worden ontworpen. Wij hebben hiervoor al een aantal voorbeelden genoemd waaraan moet worden gedacht bij ontwerp hiervan, maar dit is slechts een begin. Omdat het hier om een geheel nieuwe wetgeving zou gaan, zijn wij van mening dat het dus niet aan u als rechterlijke macht de taak is om deze wetgeving in gang te zetten. Hiermee zou u immers op de stoel van de wetgever gaan zitten, waarmee de driemachtenleer zou worden geschonden. En zoals u begrijpt is dat om vele redenen niet wenselijk.
Maar ook puur praktisch, stelt u zich eens voor dat u vandaag de vorderingen van eisers zou toewijzen, dan nemen wij aan dat u niet tevens antwoord gaat geven op de vele vragen die deze toewijzing met zich mee zal brengen. En dat is natuurlijk begrijpelijk, want al deze problematiek is niet eenvoudig te overzien. Maar bij een toewijzing zult u er dan dus niet aan ontkomen dat dit grote rechtsonzekerheid met zich mee zal brengen. Wij gaan ervan uit dat u dit niet op uw geweten wilt hebben, want u zult begrijpen: ook de bomen van het Amstelveld zijn daar uiteindelijk niet mee gediend.
Hebben bomen wel baat bij deze rechten?
Tot slot vragen wij ons in dit verband ook nog af: is het eigenlijk al die moeite wel waard, om geheel nieuwe rechten aan de natuur toe te wijzen, met alle onzekerheid die dit met zich meebrengt? Eisers zijn hier in hun pleidooi niet op ingegaan, maar wij denken dat dit een zeer relevante vraag is. Hoe weten wij eigenlijk dat de bomen ermee zijn gediend zijn indien aan hen rechten worden toegewezen? Ook omdat wij helemaal nog niet weten om welke rechten het hier allemaal gaat, kan deze vraag eigenlijk helemaal niet worden beantwoord. En zolang deze vraag niet kan worden beantwoord, kunnen deze vorderingen dus eigenlijk helemaal niet worden toegewezen.
Want gedaagden hebben begrepen dat deze natuurrechten ooit begin jaren zeventig zijn uitgevonden, maar dat deze rechten, juist vanwege de toename aan zorgplichten, wat op de achtergrond zijn geraakt. Indien nu gekozen zou worden voor deze rechten, zou het toch eerst als een paal boven water moeten staan dat deze ten voordele strekken van de bomen ten opzichte van alle zorgplichten zoals die nu al in de verdragen staan? Maar dat is precies wat tot dusverre niet is bewezen.
Conclusie
Concluderend zijn natuurrechten geen geldend recht en is analoge toepassing van mensenrechten hierop niet mogelijk. Verder doorbreekt toewijzing van deze vorderingen de driemachtenleer en zou de praktische uitwerking hiervan zeer veel rechtsonzekerheid met zich meebrengen. Het is namelijk niet te overzien op welke wijze deze rechten dienen te worden uitgevoerd. Tevens is niet bewezen dat de bomen van het Amstelveld voordeel zouden hebben van deze rechten zouden boven alle zorgplichten die er nu al zijn. Op basis van al deze argumenten handhaven wij als gedaagden ons standpunt dat eisers in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn, dan wel dat al haar vorderingen dienen te worden afgewezen.
Edelachtbaar college, geachte rechters en aanwezigen,
Wij hebben kennis genomen van het pleidooi van de vertegenwoordigers van de bomen. Wij als gedaagden in deze procedure zijn echter van mening dat de vorderingen van de 6000 bomen van het Amstelpark dienen te worden afgewezen, en wel op basis van de volgende gronden.
Rechten van bomen is geen geldend recht
In hun pleidooi geven eisers toe dat de Nederlandse wetgeving op dit moment geen rechten voor de natuur erkent. Daar hoeven we het dus niet meer over te hebben. Indien slechts naar Nederlands recht wordt gekeken, kunnen bomen dus op dit moment geen enkel beroep doen op enig recht.
Vervolgens hebben eisers uitvoerig onderzoek gedaan naar strenger wordende wetgeving met betrekking tot mensenrechten in het milieurecht, waarbij de eisers analoog een beroep doen op internationale principes en rechten die erkend zijn voor mensen. Hierbij worden door eisers veel internationale rechtsbronnen aangehaald.
Allereerst achten wij het van groot belang dat bij toepassing van al deze rechtsbronnen op onze casus een duidelijke grens moet worden getrokken tussen rechtsbronnen waarbij rechten op natuur expliciet wel worden erkend en rechtsbronnen waarbij dat niet het geval is. In de gevallen die eisers aanhalen waarbij rechten op natuur wél werden erkend betreft het rechtssystemen van andere landen, zoals die uit Ecuador, India en Spanje die zeer zeker niet op Nederland van toepassing zijn. Mogelijk vloeien de ontwikkelingen uit deze landen voort uit de door eisers genoemde internationale rechtsbronnen die ook op Nederland van toepassing zijn, maar dat wordt door eisers vandaag niet gesteld of bewezen. Daarom zijn wij van mening dat de door eisers aangehaalde rechtssystemen uit andere landen irrelevant zijn voor deze casus. De rechten hieruit zijn namelijk niet op het Nederlands rechtssysteem van toepassing. Het is dus hier geen geldend recht.
Tevens wordt door eisers verwezen naar diverse internationale rechtsbronnen die wel op Nederland van toepassing zijn, zoals verdragen als het IVBPR en het EVRM. Echter, de artikelen die uit deze bronnen worden aangehaald verwijzen naar eisen die kunnen worden gesteld aan de ‘zorgplichten’ en ‘positieve verplichtingen’, maar nergens in deze wetgeving wordt duidelijk verwezen naar een mogelijkheid van rechten van natuur, dan wel rechten op bomen.
Gedaagden stellen zich dan ook op het standpunt dat de wetgever van deze verdragen deze ‘zorgplichten’ of ‘positieve verplichtingen’ nooit zo bedoeld kan hebben dat deze mogelijk tot gevolg zouden kunnen hebben dat hieruit rechten aan natuur zouden kunnen worden ontleend. Voor de goede orde, deze verdragen refereren naar mensenrechten, en niet naar andersoortige. En dat is volgens gedaagden niet voor niets.
Mensen zijn naar hun aard heel anders dan bomen, daarom is analogie niet mogelijk.
Eisers doen voorkomen dat het erkennen van rechten op natuur een simpele zaak zou zijn, maar dat is het natuurlijk niet. Want wat is bijvoorbeeld het doel is van rechten geven aan de natuur? Is dat een betere bescherming, gelijkheid voor de wet of eventueel iets anders? Tevens leg je zo een antropocentrisch systeem op aan de natuur. Is dat eigenlijk wel wenselijk?
Mensen als natuurlijke personen, dan wel in rechtspersonen, communiceren alleen al volledig anders dan bijvoorbeeld bomen. Weliswaar is het wetenschappelijk aangetoond dat er tussen bomen sprake kan zijn van communicatie, dat deze communicatie kan worden gelezen en dat er bij bomen sprake kan zijn van een zekere mate van cognitie. Gedaagden willen deze onderzoeken zeker niet weerspreken. Toch is en blijft de wijze waarop bomen met elkaar zouden kunnen communiceren een heel andere dan die tussen mensen zoals u en ik. En dat maakt dat het heel moeilijk, zo niet onmogelijk is om te duiden welke beslissingen bomen of bossen willen maken en om hen als mens te vertegenwoordigen.
Om een voorbeeld te noemen, op welke manier zouden de bomen in het Amstelpark kenbaar moeten maken dat zij daadwerkelijk hetgeen willen wat eisers hier vandaag vorderen? In verband hiermee wijzen wij erop dat wij tot dusverre geen enkel bewijs hebben gezien waaruit blijkt dat hetgeen de vertegenwoordigers van de bomen hier vandaag vorderen overeenkomt met wat de bomen daadwerkelijk willen. Wellicht is het de wil om te leven, voort te bestaan en vrij te zijn van kap. Maar waar blijkt deze wil uit? Omdat dit bewijs ontbreekt, nodigen wij u bij deze uit om het vandaag aan de bomen zelf te vragen: Dus bomen van het Amstelveld, zijn jullie het eigenlijk wel eens met hetgeen hier in dit pleidooi allemaal wordt gevorderd? In ieder geval zijn wij als gedaagden heel benieuwd naar uw antwoord.
Tevens doemt bij dit voorbeeld de vraag op of het eigenlijk wel wenselijk is om een antropocentrisch systeem op te leggen aan de natuur? Want als we dan toch bezig zijn met deze vraag te stellen, zullen we dan meteen even nagaan of de bomen van het Amstelveld wel griffiegelden hebben voldaan voor deze procedure? Zijn bomen daar eigenlijk überhaupt wel toe in staat? Zo niet, dan zult u, Edelachtbare, vandaag niet anders kunnen besluiten dan de bomen van het Amstelpark niet ontvankelijk te verklaren.
Zo zijn er nog veel voorbeelden te bedenken die aantonen dat de gelijkstelling van bomen met rechtspersonen niet over één nacht ijs gaat. En dat dit geen eenvoudige exercitie is bewijst voor gedaagden des te meer dat rechten van bomen niet simpelweg verkregen kunnen worden door mensenrechten uit internationale verdragen hierop analoog toe te passen. Bomen hebben wellicht ook hele andere belangen en noden dan mensen. En doordat deze analogie dus eigenlijk niet te maken valt, bewijst voor gedaagden dan weer dat de wetgevers met de door eisers aangehaalde internationale verdragen nooit rechten op de natuur voor ogen kunnen hebben gehad.
Dat de verschillen tussen mensen en natuurobjecten zo groot zijn, heeft ook tot gevolg dat voor toepassing van rechten op bomen, geheel nieuwe wetgeving zou moeten worden ontworpen. Wij hebben hiervoor al een aantal voorbeelden genoemd waaraan moet worden gedacht bij ontwerp hiervan, maar dit is slechts een begin. Omdat het hier om een geheel nieuwe wetgeving zou gaan, zijn wij van mening dat het dus niet aan u als rechterlijke macht de taak is om deze wetgeving in gang te zetten. Hiermee zou u immers op de stoel van de wetgever gaan zitten, waarmee de driemachtenleer zou worden geschonden. En zoals u begrijpt is dat om vele redenen niet wenselijk.
Maar ook puur praktisch, stelt u zich eens voor dat u vandaag de vorderingen van eisers zou toewijzen, dan nemen wij aan dat u niet tevens antwoord gaat geven op de vele vragen die deze toewijzing met zich mee zal brengen. En dat is natuurlijk begrijpelijk, want al deze problematiek is niet eenvoudig te overzien. Maar bij een toewijzing zult u er dan dus niet aan ontkomen dat dit grote rechtsonzekerheid met zich mee zal brengen. Wij gaan ervan uit dat u dit niet op uw geweten wilt hebben, want u zult begrijpen: ook de bomen van het Amstelveld zijn daar uiteindelijk niet mee gediend.
Hebben bomen wel baat bij deze rechten?
Tot slot vragen wij ons in dit verband ook nog af: is het eigenlijk al die moeite wel waard, om geheel nieuwe rechten aan de natuur toe te wijzen, met alle onzekerheid die dit met zich meebrengt? Eisers zijn hier in hun pleidooi niet op ingegaan, maar wij denken dat dit een zeer relevante vraag is. Hoe weten wij eigenlijk dat de bomen ermee zijn gediend zijn indien aan hen rechten worden toegewezen? Ook omdat wij helemaal nog niet weten om welke rechten het hier allemaal gaat, kan deze vraag eigenlijk helemaal niet worden beantwoord. En zolang deze vraag niet kan worden beantwoord, kunnen deze vorderingen dus eigenlijk helemaal niet worden toegewezen.
Want gedaagden hebben begrepen dat deze natuurrechten ooit begin jaren zeventig zijn uitgevonden, maar dat deze rechten, juist vanwege de toename aan zorgplichten, wat op de achtergrond zijn geraakt. Indien nu gekozen zou worden voor deze rechten, zou het toch eerst als een paal boven water moeten staan dat deze ten voordele strekken van de bomen ten opzichte van alle zorgplichten zoals die nu al in de verdragen staan? Maar dat is precies wat tot dusverre niet is bewezen.
Conclusie
Concluderend zijn natuurrechten geen geldend recht en is analoge toepassing van mensenrechten hierop niet mogelijk. Verder doorbreekt toewijzing van deze vorderingen de driemachtenleer en zou de praktische uitwerking hiervan zeer veel rechtsonzekerheid met zich meebrengen. Het is namelijk niet te overzien op welke wijze deze rechten dienen te worden uitgevoerd. Tevens is niet bewezen dat de bomen van het Amstelveld voordeel zouden hebben van deze rechten zouden boven alle zorgplichten die er nu al zijn. Op basis van al deze argumenten handhaven wij als gedaagden ons standpunt dat eisers in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn, dan wel dat al haar vorderingen dienen te worden afgewezen.