De Uitspraak

Rechters: Marianne Thieme, Eva Rovers, Mert Kumru


De vragen die vandaag voorliggen zijn drieledig:

  1. Zijn de aanklagers die stellen namens de bomen te spreken ontvankelijk in deze  rechtszaak?

  2. Zo ja, is voldoende aannemelijk gemaakt dat de bomen in het Amstelpark ernstige schade  hebben geleden door menselijke activiteiten?

  3. Betekent dat deze schade een aantasting is van de rechten van de natuur en die van de  bomen in het bijzonder.


Het onderwerp van de zaak die voorligt, is niet alleen het ecosysteem van dit park, maar ook  het ecosysteem van onze democratie. Net als dit park is de democratie constant in  ontwikkeling. Net als dit park heeft de democratie verschillende elementen nodig die met  elkaar samenwerken en elkaar bestuiven. En net als dit park leek de democratie zich in de  vroegvolwassen fase te bevinden. Uit recente inspectie blijkt echter dat de Nederlandse  democratie zich toch nog in de puberale fase bevindt. Hoe dan ook, deze zaak laat zien dat  het democratisch ecosysteem nog volop kan groeien en bloeien. Deze zaak roept namelijk de  vraag op wat een stem heeft in een democratie, niet alleen wie.

De vraag wie een stem en wie welke rechten heeft, is onderdeel geweest van de vroegste  ontwikkeling het huidige democratisch ecosysteem. Hoewel de grondwet van 1848 bepaalde  dat het kiesrecht bestemd was voor ‘meerderjarige ingezetenen, in het volle genot der  burgerlijke en burgerschapsregten’, betekende dit in de praktijk dat slechts enkelen een  stem hadden: uitsluitend mannen die over voldoende kapitaal beschikten. Het zou tot 1919  duren tot vrouwen een stem kregen. Het zou nog tot 1956 duren voordat vrouwen in  Nederland dezelfde rechten kregen als mannen en zodoende een gelijkwaardig element  werden in het democratisch ecosysteem.

Nu is het tijd voor de volgde ontwikkelingsfase. Want zoals de democratie geen bescherming  bood aan de stem en rechten van vrouwen, zo biedt zij tot de dag van vandaag geen  bescherming aan de stem en rechten van de natuur.

Deze zaak laat zien hoe we de democratie een volgende fase in kunnen laten gaan, namelijk  door rechten toe te kennen aan de natuur en haar een stem te geven in democratisch  besluitvorming. Dat kan bijvoorbeeld door niet alleen volksvertegenwoordigers te kiezen,  maar ook natuurvertegenwoordigers. Of door in ruimtes waar besluitvorming plaatsvindt  een stoel aan te wijzen voor de natuur. Of wat te denken van burgerberaden, waar in  Nederland nu voorzichtig een begin mee wordt gemaakt? Deze groepen gelote inwoners  praten en beslissen mee over complexe maatschappelijke problemen. De deelnemers aan  burgerberaden zouden ook om beurten de natuur een stem kunnen geven, en zo namens de  natuur meepraten en meebeslissen.

Door het democratisch ecosysteem te verrijken met de natuur zal zij eindelijk tot wasdom  kunnen komen. Alleen die volwassenheid zal de democratie de noodzakelijke wijsheid en  kracht geven om de uitdagingen van deze eeuw te doorstaan.

Het College verklaart de vertegenwoordigers van de bomen dan ook ontvankelijk.

De vraag omtrent de geleden schade.

.De eisers hebben door middel van wetenschappelijk onderzoek willen aantonen hoe en op  welke manier de bomen hebben geleden onder menselijke activiteiten. Daarnaast hebben  menselijke getuigen zichtbaar willen maken wat de schade betekent voor de kwaliteit van  leven voor de bomen.

Het College erkent dat deze vertolkingen van de stem van de bomen kunnen worden  getypeerd als antropomorfisering, zoals ook verweerder heeft aangedragen. Echter, deze  vertolkingen zijn gestoeld op de meest recente wetenschappelijke inzichten omtrent het  leven van bomen. Verwezen kan worden naar onder meer het Wood Wide Web onderzoek  van de Canadese bioloog Susanne Simard. Daaruit blijkt dat bomen zijn gericht op leven en  samenleven, en op zoek naar harmonie met de omgeving. Het College stelt vast dat eisers  onomstotelijk hebben bewezen dat er sprake is van schade aan de bomen.  Gezien het feit dat verweerder de bewijzen van de geleden schade niet heeft aangevochten,  ligt dit voor het College nu onomstotelijk vast.

Tot slot over dit punt: het College is bereid om mee te gaan in de redenering van de eisers  dat rekening moet worden gehouden met de belangen van de bomen, zowel als organismen met een eigen intrinsieke waarde los van het nut voor andere levende wezens of  organismen, alsmede met het belang van bomen voor het gehele ecosysteem.

Het College stelt dan ook vast dat de bomen ernstige schade hebben geleden en  daardoor in hun belangen zijn geschaad.

Dat brengt het College bij de vraag in hoeverre deze belangen reeds vervat zijn in erkende rechten voor de natuur, de derde kwestie die voorligt.

De eisers hebben gewezen om ontwikkelingen buiten Nederland. Voor deze internationale  rechtsvergelijking geef ik graag het woord aan Mert Kumru.

Speciale rechten die toebehoren aan de natuur worden in onze nationale wetgeving nog niet  erkend. Hierdoor lopen wij als land wereldwijd achter de feiten aan en dreigen wij vast te  blijven zitten in een reeds achterhaalde notie van de natuur in relatie tot het recht. Ooit liep  ons land voorop op het gebied van klimaat en milieu. Instituten zoals de waterschappen die  al sinds de 13e eeuw belast zijn met de waterhuishouding, zijn uniek in hun soort. Men  begreep toen al dat als we in harmonie met de natuur willen blijven leven, we het ons niet  kunnen blijven permitteren om passief af te wachten. Hierom meent dit College dat wij ons  ook klimaat adaptief dienen op te stellen met betrekking tot het recht.

Onrechtmatig handelen door de Nederlandse staat vormde in het URGENDA-arrest de basis  voor het aannemen van staatsaansprakelijkheid. Dit schepte een bijzonder precedent voor  de (inter-)nationale rechtsorde. Niet eerder was het voorgekomen dat een staat door de rechter werd veroordeeld om de uitstoot van broeikasgassen, in lijn met ondertekende  verdragen, te doen minderen. De juridische grondslag van deze zaak berustte op het feit dat  de bepalingen afkomstig uit het EVRM, de Nederlandse staat dwingt tot een positieve  verplichting om de mensenrechten na te leven. Het College meent dat dezelfde lijn uit het  URGENDA-arrest gehanteerd moet worden en komt tot de conclusie dat de Nederlandse  staat, in lijn met het VN Biodiversiteitsverdrag van 1993, de positieve verplichting heeft om  de biodiversiteit te bewaken. Een dergelijke bewaking komt goed tot z’n recht als de  maatschappij de rechten van de natuur erkennen en juridisch vastleggen.

Ons land bevindt zich op meerdere vlakken op een unieke locatie. Niet alleen zijn wij het  land dat als één van de eersten de gevolgen van de klimaatcrisis zal ondervinden, maar ook  zijn wij het land waar overige VN-lidstaten de komende jaren hun klimaatrechtvaardigheid  proberen te halen bij het Internationaal Gerechtshof. Op dit moment is Vanuatu bezig om  een adviesstuk te vragen van dit hof over de gevolgen van de klimaatcrisis op onze  mensenrechten. De rechten van de natuur kunnen hierin nog niet worden meegewogen,  omdat we deze wereldwijd nog niet hebben erkend. Wereldwijde erkenning volgt door  herkenning en herhaling.

Slotconclusie: hebben de bomen rechten en zijn deze geschonden?

Dit College vindt het van het grootste belang dat Nederland in zijn rechtsontwikkeling in lijn  blijft met de allernieuwste juridische inzichten ten aanzien van de vraag welke partijen  dragers van rechten kunnen zijn. De vigerende natuur- en milieuwetgeving is bovendien  reeds gestoeld op de beschermwaardigheid van natuur en milieu. Deze wetgeving vormt de  basis voor verder rechtsontwikkeling en nadere interpretatie van de bedoeling van de  wetgever.

Het College is het eens met de eisers dat er een vergelijking kan worden gemaakt met de  wijze waarop de rechten van mensen zijn verankerd en gewaarborgd. Dit stelsel kan als  model dienen voor het toekennen van rechten aan de natuur. Het College kan in zoverre  meegaan met het argument van de verweerder dat bomen anders communiceren dan  mensen dat bij het formuleren van de rechten voor de natuur, net als bij de formulering van  de rechten voor dieren, de eigen aard en soort specifieke belangen leidend moeten zijn en  dat het 1 op 1 overnemen van de mensenrechten kan resulteren in een tekort aan  bescherming dan wel tot het toekennen van rechten waar bomen niet zoveel aan hebben. Verweerder maakt net als veel regenstanders echter een karikatuur van rechten voor de  natuur. Veelgehoorde voorbeelden zijn of dat dan betekent dat een boom of een dier het  recht moet krijgen op onderwijs of de vrijheid van godsdienst. Het College gaat hier niet in  mee.

Ten aanzien van de vraag in hoeverre de natuur, of bomen, rechtssubject kunnen zijn, merkt het College op dat het van belang is om ons te blijven realiseren dat de ontwikkeling en  erkenning van rechten voor de natuur nog in de kinderschoenen staat. Het is echter duidelijk  dat aan de natuur in het algemeen en die van de bomen in het bijzonder door de  samenleving steeds vaker een morele status toegekend wordt. Afgelopen week kopte The  Guardian dan ook dat de roep om de natuur rechten te geven steeds luider wordt. Het  College neemt tevens in zijn overweging mee dat er ook toenemende maatschappelijke steun voor het opnemen van rechten van dieren in de grondwet is, zoals blijkt uit het feit dat  er sinds 2006 een partij voor de dieren in het Nederlandse parlement vertegenwoordigd is,  met zusterpartijen in 20 andere landen.

Bovendien is niet langer te verdedigen dat een juridische entiteit zoals bedrijf of een  organisatie rechtspersoonlijkheid krijgt toebedeeld met de bijbehorende rechtsbescherming,  terwijl andere levende organismen dan mensen, die bovendien 99% van de biomassa  uitmaken, slechts de status van een ding hebben.

Het is evident dat er in de rechtsontwikkeling wellicht nog nader onderscheid zal moeten  komen tussen die organismen die in de vrije natuur leven, en die in een park of in een  andere door mensen geconstrueerde omgeving leven. Verwezen kan worden naar het onderscheid die de Canadese filosoof Will Kymlicka maakt in zijn werk Zoopolis. A Political  Theory of Animal Rights uit 2014. Dieren die in een stad of een dorp leven, zoals huisdieren  en landbouwdieren, zouden moeten worden gezien als medeburgers. De dieren die in het  wild leven kunnen volgens Kymlicka worden beschouwd als inwoners van een ander land. De  redenering erachter is dat er rekening moet worden gehouden met verschillende mens-dier  relaties die elk vragen om een specifiek juridisch afwegingskader.

In het geval van de bomen in het Amstelpark van Amsterdam meent het College dat de  rechten van deze bomen de afgelopen 50 jaar ernstig zijn geschaad door de vele  tegelijkertijd plaatsvindende menselijke activiteiten in de nabijheid van de bomen. Omdat de  Amsterdammer intensief samenleeft met deze bomen is er sprake van een bijzondere  verantwoordelijkheid voor het wel en wee van deze organismen, van wortel tot blad. Te  meer ook omdat de dieren die afhankelijk zijn van deze bomen kunnen worden beschouwd  als onze medeburgers. De dieren en bomen van het Amstelpark zijn mede-Amsterdammers zou men met Kymlicka kunnen zeggen.

In het rechtssysteem staan normaliter tegenover rechten ook plichten. In hoeverre dat voor  de natuur moet of kan gelden ligt nu niet ter beoordeling voor. Wel kan hier een vergelijking  gezocht worden met het huidige kinderrechtenstelsel of bij de bescherming van mensen met  een mentale beperking.

Het College is van mening dat de bomen moeten kunnen rekenen op de bescherming  van hun belangen omdat zij een intrinsieke waarde hebben en daarmee kunnen worden  gezien als rechtssubject.

De uitspraak luid als volgt:

Het College stelt de eisers in het gelijk en bevelen:

  1. De gemeentelijke, provinciale en rijksoverheid om bij het gehele proces van het verlenen  van vergunningen, controleren en handhaven op gezondheids- en overlast normen de  rechten van de bomen van het Amstelpark en de belangen, gezondheid en adequate  levenscondities van de bomen in het algemeen, de specifieke eisen voor én belangen van  bepaalde soorten en de levensomstandigheden van wortels, stammen, bladeren en sappen,  mee te nemen;


en




  1. Dat daarbij de bescherming van het recht van de bomen op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu in samenhang en verbinding met de overige natuur, inclusief mensen, voorop moet staan.


Zulks met veroordeling van de staat in de kosten van deze procedure, te betalen binnen veertien dagen na het in deze uitspraak en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, inclusief het  salaris van de advocaten en de verschotten, zulks te vermeerderen met de nakosten op de  voet van het liquidatietarief, met bepaling dat over de proceskostenveroordeling de  wettelijke rente verschuldigd zal zijn indien niet aan die veroordeling binnen veertien dagen  na dagtekening van het in deze te wijzen uitspraak is.